Door Petra Honing.
Discussies over zingen. Ik vlieg er altijd weer vol in. Niet dat ik dat perse wil, maar de passie voor mijn vak is enorm.
Onderwerp van discussie was: ‘ik zing graag pop, maar er is alleen klassiek zangles in de buurt, wat moet ik doen?’
Mijn antwoord is simpel: neem les in de stijl die je wil zingen. Je hebt niks aan klassiek les als je licht wilt zingen. Je moet niet naar de rock-academie als je graag jazz of klassiek wil zingen. Je gaat geen fortuin uitgeven aan lessen, om daarna weer een fortuin kwijt te zijn aan het afleren van alles wat je niet meer uit je systeem krijgt, maar wat je ook niet wil gebruiken.
Je gaat niet naar de bakker voor je vlees. Simpeler kan het niet.
Klassieke mensen hebben in de loop van de jaren hun werkveld enorm zien verkleinen. Het is niet populair. Zeker als je het vergelijkt met musical, pop, jazz, en rock/metal. Geen wonder dat de nieuwere zangmethodes zo’n enorm succes zijn. En heel jammer dat veel van de oude en nieuwere klassiekers niet uit hun bubbel willen stappen. Vooroordeel? Misschien, maar toch wel een die voortkomt uit eigen ervaring met zowel mijn docenten op het conservatorium als collega’s in het zangvak. Ook degenen die ergens mijn docent(e) geweest zijn.
Zingen is ongelofelijk gecompliceerd – en toch ook eigenlijk weer niet. Niemand in Afrika heeft zangles, maar zingen doet iedereen daar. Hoe de strot, stembanden en ademhaling precies werken weten we nog maar heel kort: sinds de scanapparaten en camera’s zo gedetailleerd kunnen registreren dat we daadwerkelijk kunnen zien wat zich daarbinnen afspeelt, gecombineerd met meten wat we precies horen als zich daarbinnen bepaalde dingen afspelen.
CVT – Complete Vocal Technique, een methode waar ik nogal fan van ben, brengt haarscherp in beeld hoe het precies zit. En houdt daarbij een open mind: ze blijven onderzoeken of wat ze als ‘waarheid’ presenteren wel voor iedereen waar is. Als er teveel afwijkt, ofwel: als teveel mensen niet in het geschetste profiel passen, passen ze het profiel aan. Dan verklaren ze niet de mensen ongeschikt.
Dat is heel wat anders dan hoe het daarvoor ging. Men moest gokken. Zo simpel is het. De ouderwetse, klassieke benadering was gebaseerd op giswerk. Men kon simpelweg niks meten en zeker niks zien.
In mijn eerste jaar conservatorium heb ik een fonetogram laten maken. Daarmee werd in decibellen gemeten wat ik op welke toonhoogte kon. Er stond een microfoontje voor me en ik moest per toonhoogte een klank maken die zo hard was als ik kon en een die zo zacht was als ik kon. Daar kwam een prachtig ei-vormig diagram uit. En daar leerde ik dan helemaal niks van.
De drie peilers waarop mijn zanglessen – klassiek – op het conservatorium gebouwd waren, waren ‘losse kaak!’, ‘ademsteun!’ en ‘dictie!’. Ja, met uitroeptekens. Ik had een boekje waarin een aantal van de meest gangbare klassieke liederen stonden beschreven en welke interpretatie je deze mee moest geven. Hele zinnen werden woord voor woord voorgekauwd, wat je erbij moest voelen en hoe het bedoeld was.
Ik heb dat boekje uiteindelijk met aandacht verbrand in mijn vuurkorf.
Er is een bijzondere steeds terugkerende discussie tussen ‘oude’ en ‘nieuwe’ garde. De oude garde zweert bij de klassieke benadering. Dat zijn de mensen die blijven beweren dat klassiek de beste basis is, want gebaseerd op honderden jaren overlevering.
Daarbij mag in deze tijd de voetnoot dat ze in die honderden jaren gewoon niks zeker wisten. De tips die ik hierboven schreef (losse kaak, ademsteun en dictie) werkten voor een boel mensen. Voor een boel mensen ook niet. Die waren dan niet geschikt voor zangles. Echt, ik heb zat leerlingen gehad die op die manier te horen kregen dat ze maar wat anders moesten gaan doen en ze denken allemaal dat het aan hen ligt. Niemand die bedenkt dat de docent misschien niet zo goed onderlegd is.
Ik heb mijn opleiding afgesloten met een pracht van een 8, iets waar ik nog steeds super trots op ben. Zeker nu ik weet dat ik toen echt niks wist. Ik had geen flauw idee wat ik moest doen om wat voor effect te krijgen. Ik deed wat ik dacht dat mijn docente bedoelde, want meer tips dan ‘je moet je kieuwen open zetten’ en ‘je moet je huig optrekken’ waren er gewoon niet.
Toegegeven, er zijn ongetwijfeld betere klassieke docenten. Mijn beste vriendin en collega Nanneke Piek van zangstudio Duende in Tilburg bijvoorbeeld. Ze is net zo’n onderzoeker als ik. Ikzelf heb na mijn studie geen noot meer klassiek gezongen. Ik ben aan de studie gegaan. EVTS, CVT, docenten die hun eigen mix gemaakt hebben. En ik heb ongelofelijk veel zelf uitgevogeld. Mezelf opnemen, corrigeren, opnemen, corrigeren. Tot ik het geluid had wat ik wilde en dat probeerde ik dan in woorden te vatten, om zo mijn leerlingen te helpen.
En ik heb inmiddels mijn eigen mix. In een discussie die een hardnekkig ouderwetse klassieke dame niet aan het winnen was, kreeg ik het verwijt dat ik mijn frustraties niet op mijn leerlingen moest botvieren.
Ik ben het daar niet mee eens. Mijn frustratie over starre, slechte zangdocenten/docentes heeft mij er juist toe gezet me te ontwikkelen. Het heeft een honger naar wel de juiste, toepasbare antwoorden in mij aangewakkerd, waar iedereen die ook maar praat over zang met mij van kan profiteren. En mijn leerlingen helemaal!
Ik weet inmiddels ongelofelijk veel over zingen. Over wat er daarbinnen technisch gebeurt. Hoe het er daarbinnen uitziet bij welke klank die je maakt. Wat je zou kunnen voelen, ervaren, beleven terwijl je zingt. Hoe je je gedachtes kunt sturen. Waar je je X-factor kunt vinden. Waar de magie van het zingen precies zit. En bij wie je aan moet kloppen als je iets wil leren waar mijn hart niet in zit.
Zingen is namelijk behoorlijk gecompliceerd. Behalve als het dat niet meer is.
Dat punt bereik je als je zangles hebt van een docent die op jouw golflengte zit. Die je niet probeert te sturen naar zijn/haar eigen comfortzone. Maar die jouw comfortzone al heeft, zodat je niet alleen de techniek daar kunt leren, maar ook de liefde voor die specifieke manier van stemgebruik en muzikale expressie kunt delen en uitbreiden. Zo ver als jij maar wil.
The sky is the limit, tenzij je een docent hebt die niet verder wil kijken dan het bekende uitzicht.